Volledig op haar gemak scharrelde Calista op de trap van de kelder rond. Het immense pand was na twee maanden volledig ingewijd als haar eigen thuis, hoewel het natuurlijk veels te groot was voor haar alleen. Vaak was het hier muisstil, de enige geluiden die haar gevoelige oren oppikten waren die van het buurhuis. Waarom er daar wel mensen waren en hier niet, was voor haar een raadsel maar ze kon er goed mee leven. Heel af en toe waren er voetstappen te horen en voelen binnen de versleten muren van haar veilige haven, zo hard dat de vloer meetrilde en Calista wegdook in een hoekje. Soms bleef ze daar een poosje, en wachtte tot de mensen weg waren, maar meestal raapte ze haar moed op en stoof ze naar het openstaande luikje dat naar de trap van de kelder leidde. Beneden was het fijner als boven - het donker van de kamer was een aangenaam gevoel, in tegenstelling tot het pand zelf, waar in de zomermaanden felle zonlicht naar binnen scheen.
Soepel sprong Calista van trede naar trede en vervolgde zigzaggend aan de voet van de trap haar weg. Ze snuffelde in de lucht, en bleef even twee tellen staan. Er was hier iemand anders, een onbekende. Aan de geur te herkennen was het geen rat. Misschien een muis? Hier in Murinae zou dat heel goed kunnen, en Calista schokschouderde. Met snelle, trippelende pasjes snelde ze de ruimte in en scande vlug haar omgeving. Op de grond niets te zien, de vreemdeling zou wel ergens hoog zitten.
Calista draaide zich half om en begon met snelle, ritmische likken haar rug te wassen. Terwijl ze hier zat dacht ze na, over de stilte. Was het altijd zo geweest hier? Echt druk kon je het hier niet noemen, hoewel ze hier en daar wel soortgenoten tegenkwam. Toch was dit pand duidelijk al wat ouder, in ieder geval minstens vijfitg hele rattenlevens - of zo zag het er in ieder geval uit. Calista had in andere woningen van die reusachtige mensen rondgesnuffeld en het zag er een stuk schoner uit. Weliswaar was het eten daar moeilijker te bereiken, omdat het netjes in allerlei kastjes en lades was weggelegd, en er was ook meer voedsel daar, maar hier had ze gewoon het gevoel dat ze hier thuishoorde. Dat gevoel overdonderde haar met de eerste stap die ze nam in het pand en sindsdien heeft het haar niet meer losgelaten.
Calista schudde zich uit en krulde haar abnormaal lange staart even over de donkere streep op haar rug. Ze trippelde richting de muur met alle glazen flessen en zocht naar de handige spijkertjes die her en der in de wand zaten. Ze zette haar nagels in het hout in maakt haar staart stijf, voor het evenwicht. Snel en efficient klom ze omhoog, en ze vervolgde haar weg over de rug van de flessen. Uit ervaring wist Calista dat deze redelijk goed vast lagen, en ook wist ze welke flessen nogal wankel lagen. Natuurlijk lang niet alle flessen, maar het was een begin om geen eind te maken met een val. Nog eens stak ze haar roze neus in de lucht en snuffelde. De geur - het was zeker weten een muis, het kon niet missen - was hier sterker, en nieuwer. Nieuwsgierig volgde Calista haar zintuigen en zocht naar de vreemdeling.